Published on januari 23rd, 2019 | by Bianca Schoenmakers
Christ Dappers: Rob Hoefs verteld
Onderstaand verhaal is van Rob Hoefs, achterneef van onze hoofdsponsor Rob Hoefs van ‘t Veerhuis. Hij voetbalde beginjaren 80 bij VVR. Rob vertelt hoe hij kennismaakte met de stad en de club.
Aan het begin van de jaren tachtig verhuisden mijn toenmalige vriendin, en huidige vrouw, Marleen en ik van Uden naar Ravenstein. We kochten in de Nieuwstraat op nummer 10 het huis van de familie Theunissen.
Aangezien we beiden werkten in Uden en daar ook onze families en vrienden woonden, hadden wij aanvankelijk weinig tot geen contacten met de ‘stedelingen’ uit Ravenstein. We woonden ongeveer een maand in de Nieuwstraat toen er op een zaterdagochtend luid en duidelijk werd aangebeld. Aanvankelijk waren wij in de veronderstelling dat deze vroege ‘zaterdagvogel’ wel door zou lopen maar nadat er voor een tweede keer, en deze keer minstens zo luid en minimaal drie keer zolang, gebeld werd, schoot ik vlug mijn spijkerbroek aan om deze ongenode gast te ontvangen. Het moest beslist een familielid of vriend zijn die onze nieuwe stek kwam bewonderen; een shirt was dus niet nodig.
Voor de deur stond, achter zijn collectebus verscholen, een, niet al te grote, man die al enigszins op leeftijd was met een grote bolknak in zijn mondhoek. Snel plukte ik mijn portemonnee uit mijn achterzak en deponeerde een paar gulden, de euro moest nog uitgevonden worden, in de nog immer rammelende collectebus. Tevreden wilde ik de deur sluiten en mijn bed weer opzoeken toen deze vreemdeling, die ik later leerde kennen als Wimke van Lanen en waarop ik tot op de dag van vandaag trots ben dat uitgerekend hij één van de eerste Ravensteiners was die ik ontmoette, mij de vraag stelde: “Wanneer komde gè hier voetballen?”. Hoe wist deze man dat ik voetbalde? Nog herstellende van de vraag werd de volgende al op mij afgevuurd: “Hoe bevalt je werk?” Snel antwoordde ik dat ik bij Udi speelde – wat hij natuurlijk allang wist – en dat ik aan het einde van het seizoen van plan was om de overstap te maken. Ook over mijn werk hoefde ik alleen maar te zeggen dat het mij goed beviel. Alle overige informatie was allang bij Wimke bekend. Bovendien stoorde het hem totaal niet dat ik samenwoonde met Marleen want gelukkig had hij een dochter die, weliswaar in Frankrijk, ook samenwoonde. Afijn een hele sigaar later en totaal van de kaart kon ik eindelijk mijn bed weer opzoeken met maar één vraag in gedachten: wie was die man?
Het bezoek van dhr. van Lanen maakte natuurlijk wel duidelijk dat je wel in een huis, in een straat en in een stadje kon wonen maar dat je dan nog lang niet bent ingeburgerd. Niet dat wij niemand kenden in Ravenstein want uiteraard deden we daar ook regelmatig onze boodschappen.
Na een stressvolle dag werken – ja ook toen al – viel na verloop van tijd, in de auto de onvermijdelijke vraag: wat eten we vanavond?
Als we dan na veel strijd en veel afgekeurde voorstellen tot het compromis van bijvoorbeeld spaghetti kwamen gingen we vol goede moed op pad naar de buurtsuper van de stad:
Henk Schamp. Bij Henk ging alles er zeer relaxt aan toe, zo stond Henk persoonlijk achter de groenteafdeling – helaas waren de champignons deze week op… ’maar wat eten we dan?’ -, stond de heer Schamp himself achter de broodwaren en achter de kassa stond de eigenaar van de zaak in alle rust alweer op ons te wachten. Gelukkig stegen de prijzen niet zo hard en snel als onze bloeddruk. Het vlees kochten we bij de buurman, Slagerij Verhoeven. We waren ook weleens bij de andere slagerij in de Marktstraat geweest Slagerij van Breda maar nadat wij zijn slagersschort zagen, trokken we de conclusie dat de heer Van Breda wellicht iets te veel plezier beleefde aan zijn vak.
Ondanks dat iedereen, ook de kinderen die je tegen kwam, je altijd netjes en vriendelijk groette, waren dit wel zo’n beetje de contacten die wij hadden in de buurt.
Het werd dus tijd om te socialiseren ; het voetbalseizoen was afgelopen en ik meldde me, zoals ik Wimke had beloofd, aan bij v.v. Ravenstein.
Voor de eerste training stapte ik op de fiets, met mijn sporttas achterop hobbelde over de keien richting voetbalveld. Daar aangekomen trof ik twee personen aan. Degene met het minste haar begreep meteen wat ik kwam doen. Hij bleek dan ook niet voor niets de voorzitter van de club te zijn. Toon Suppers was een man, die in de tijd dat ik bij Ravenstein voetbalde, maar ook nog vele jaren daarna veel voor de club gedaan en betekend heeft. Bovendien zorgde hij, samen met zijn echtgenote in een liefdevol samenspel, persoonlijk voor twee goede selectiekrachten, te weten Patrick en Marco. De ander was de trainer: Rob Voets, die het trainingsmateriaal in zijn auto laadde.
Toon legde mij uit dat er getraind werd op het veld achter de sporthal (en waar deze stond) en niet op het veld aan de Veerkamp. Eenmaal aangekomen bij het juiste trainingsveld kon ik mij omkleden in een soort schaftkeet op wielen. Alle andere spelers kwamen in sporttenue, wisselden van schoeisel en trapten een balletje. Een plastic balletje wel te verstaan; welgeteld was er één leren bal die meestal in het bezit was van aanvoerder Jan Staassen. Gelukkig zijn we familie van elkaar en mocht ik als neef het leder ook bij tijd en wijle beroeren, waarna ik hem zelden tot nooit meer teruggaf want aan overspelen had en heb ik sowieso een hekel.
In totaal speelde ik vier seizoenen bij Ravenstein en het waren vier prachtjaren. We hadden een goede trainer, een meewerkend en meedenkend bestuur en een sterke en prachtige selectie.
In de loop van jaren wijzigde de selectie natuurlijk wel enigszins van samenstelling maar de spelers die mij het best bijstaan zijn: keeper William Peters (van Old Corner), rechtsback Peter de Louw (de hele familie was lid: moeder achter de bar, vader hanteerde de vlag en broers Leon en Gerard behoorden eveneens tot de selectie), voorstopper Tiny de Groot (bikkelhard), laatste man Jan Staassen (behalve bij het bier) en linksback Willie ‘de Stier’ Megens. Op het halfveld: op rechts ondergetekende, in het midden Ian Bakker (van Down Under) en op links Luciën v. Beers (komiek en fotograaf). De voorhoede bestond uit rechtsbuiten Patrick Suppers (Speedy), spits Leon v.Beers (goalgetter en verslaggever) en linksbuiten Wouter Homan (doelpuntenmachine). Later kwamen daar John Verhoeven, John Brükxs, Louis Bakker en Robert ‘de Wokkel’ vd. Wolk bij.
Ongetwijfeld vergeet ik nu spelers en bij deze mijn welgemeende excuses hiervoor.
Leider van het team was Jan ‘de Wip’ Wilbers, die in zijn fanatisme zover ging dat hij mij een keer kwam ophalen in Den Helder. Onder leiding van Trainer Rob Voets behaalde het team successen waar allang naar uitgekeken werd, we werden kampioen en promoveerde twee keer. Zoals al eerder vermeld liet ook het bestuur zich van zijn beste kant zien en werd de vereniging een begrip binnen en buiten Ravenstein. Een hoogtepunt op bestuurlijk niveau zal ongetwijfeld het nieuwe sportcomplex aan het spoor geweest zijn.
Na de dood van mijn vader kochten Marleen en ik het ouderlijke huis en verhuisden we weer terug naar Uden.
Maar regelmatig keren wij terug naar Ravenstein, maken daar een wandeling, drinken iets in de Keurvorst of kloppen aan bij Christ Dappers, de snelle rechtsbuiten van weleer.
Als we dan terugrijden naar huis, rijden we een stukje over de dijk, gaan rechts naar beneden en komen langs het bedrijventerrein waar eerst het voetbalveld aan de Veerkamp lag. Mijn gedachten gaan dan onherroepelijk terug naar de wedstrijden die we daar speelden, naar de derde helft in de kantine, waar gejuicht werd als Herpinia verloren had. Naar de gezusters Van Rossum achter de tap en naar Herman Schriks die liever thuis naar de wc ging. Maar ook naar Piet Kocken en ik zie hem dan weer plechtig opstaan en hoor hem weer geëmotioneerd maar glashelder (nadat hij eerst een flinke slok genomen had) zingen:
Zwarte broek en gele trui
Ja, dat zijn de Ravo-lui
Ho-la-hi…
Rob Hoefs
You must be logged in to post a comment.